De coronacrisis leidt tot merkbaar andere reisgedrag. Met name wordt aanzienlijk minder gebruik gemaakt van het ov. Dat heeft verschillende oorzaken. Men wijkt uit naar andere niet-collectieve vervoervormen, gaat meer videovergaderen, thuiswerken en videocolleges volgen en minder evenementen bezoeken.

De vraag is in hoeverre deze gedragsveranderingen blijvend zullen zijn. Onderzoekinstituut KiM werpt in het rapport Openbaar vervoer en coronacrisis alvast een blik vooruit. En schat voor het eerst ook de mogelijke effecten in van minder ov-gebruik op het fietsgebruik.

De daling van het aantal treinritten kan bij de hiervoor genoemde structurele gedragsveranderingen beperkt blijven tot 3% van het aantal dat voor de crisis nog verwacht werd. Maar ook een daling van maximaal 15% is mogelijk, als alle genoemde effecten tegelijkertijd en in volle omvang zouden optreden. Voor het aantal ritten met bus, tram of metro (btm) is dit minimaal 1% tot maximaal 27%.

De werkelijke effecten zijn uiteraard afhankelijk van de vraag in hoeverre reizigers hun reisgedrag van de afgelopen maanden, in de jaren na de coronacrisis zullen voortzetten.

Als mensen die voorheen voor korte afstanden met de bus, tram of metro (btm) gingen daarvoor de komende jaren steeds de fiets pakken of gaan lopen, zou dat voor het fietsverkeer een uitbreiding betekenen van +6%, becijfert KiM. Omdat zowel trein als btm een spitspatroon laten zien, neemt het fiets- en autoverkeer vooral in de spitsen toe. Bij de fiets zou het aantal mensen dat tegelijk in de ochtendspits met de fiets onderweg is, groeien met maximaal 7%, en op het drukste moment in de avondspits met 8%. Mogelijk kan dit aandeel uiteindelijk iets hoger uitvallen, wanneer een deel van de pré-corona ov-reizigers ook bij een rit die langer is dan 5 km besluit uit te wijken naar de (elektrische) fiets.