Fietspaden en fietsoversteekplaatsen

  • Soort:Aanbevelingen & Richtlijnen
  • Auteur:ANWB
  • Uitgever:ANWB
  • Datum:23-08-1966
Deze uitgave uit 1966 laat voor het eerst zien dat met de aanleg van fietspaden langs verkeerswegen (buiten de bebouwde kom) veiligheidswinst te behalen is. Opvallend is dat er gewaarschuwd wordt voor fietspaden die in twee richtingen bereden worden.

 

Klik op de knop om de link te openen (opent in een nieuw venster)

downloaden
  • In 1966 schatte het CBS het aantal fietsers op 6 miljoen. Het aantal bromfietsen bedroeg 1,5 miljoen. De zwaardere eisen die de bromfiets stelt aan de infrastructuur bepaalt in belangrijke mate de vormgeving en dimensionering van fietspaden. Deze uitgave gaat in op de veiligheidsaspecten van fietspaden buiten de bebouwde kom en de vormgeving. Speciale aandacht is er voor de uitvoering van oversteekplaatsen.

    Het memorandum laat zien dat het sluiten van de rijbaan voor fietsen, d.w.z. de aanleg van verplichte fietspaden, aanzienlijke veiligheidsvoordelen met zich meebrengt. Eerder onderzoek (1952) maakt duidelijk dat bij 20 procent van de ongevallen op tweestrookswegen fietsers zijn betrokken, oplopend tot 44 procent op vierstrookswegen.

    De vraag langs welke wegen fietspaden noodzakelijk zijn laat zich nog niet eenvoudig beantwoorden. Geconstateerd wordt dat bij een verkeersintensiteit groter dan 1000 motorrijtuigen per etmaal de risico’s al sterk toenemen.

    Vrijliggende fietspaden verdienen sterk de voorkeur boven aanliggende fietspaden. Zeker als er een berm ligt tussen fietspad en rijbaan van minimaal 1,5 meter, opdat de portieren van eventueel op de rijbaan stilstaande auto's het fietspad niet zullen blokkeren.

    Aanliggende fietspaden moet men zien te vermijden, want uitwijkende voertuigen kunnen ongehinderd geheel of gedeeltelijk over het fietspad rijden en uitwijkende (brom)fietsers kunnen ongehinderd de rijbaan opzwenken. En automobilisten hebben de neiging bij het parkeren gedeeltelijk op het pad te gaan staan.

    Eventueel kan men kiezen voor een afscheiding met een onderbroken streep, maar dat kan slechts worden toegepast als de betreffende strook zo breed is dat een bromfietser een andere bromfietser kan inhalen. Derhalve als de strook een breedte heeft van 2 meter, hetgeen in de praktijk zelden zal voorkomen.

    Het gebruik van een eenzijdig fietspad in twee richtingen is af te raden, om voorliggende redenen plus het feit dat bij duisternis een bijzonder verwarrende situatie ontstaat. De witte koplichten van de fietsers voor wie het pad links ligt bevinden zich namelijk voor het tegemoetkomende autoverkeer ,,aan de verkeerde kant".
    Het memorandum geeft ook aanbevelingen ten aanzien van de afmetingen van fietspaden. Maatgevend hierbij is de strookbreedte die bromfiétsers nodig hebben, deze bedraagt 1 meter (strookbreedte voor fietsers: 0,75 m). De minimale breedte van een fietspad met éénrichtingsverkeer dient 2 stroken te bedragen. Per uur kan een dergelijk pad 3400--4000 fietsers en bromfietsers verwerken.

    Voor de verharding gaat de voorkeur uit naar betonplaten. Als onder het fietspad kabels en leidingen liggen kan men voor tegelverharding kiezen. En aangezien tegelbestratingen waterdoorlatend zijn, blijven er na regenval niet zo lang plassen staan op verzakte plaatsen als bij gesloten verhardingen.

    Voor de bebording is er keus uit het rechthoekige zwarte bord (eigenlijk bedoeld voor fietspaden langs zandwegen). Indien men het gebruik van een fietspad verplicht wil stellen alleen voor fietsen dan dient het te worden aangeduid door een rond blauw bord alsmede door een bord verboden voor bromfietsen.

    Opgemerkt wordt nog dat het in deze uitgave vooral gaat om fietspaden buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kommen ligt het vraagstuk van de fietspaden anders, omdat daar de rijsnelheden minder ver uit elkaar liggen en vooral omdat de afstanden tussen de kruispunten, dus tussen de noodzakelijke onderbrekingen in de fietspaden, veel kleiner zijn. Niettemin kan de aanleg van fietspaden in bepaalde gevallen ook binnen de bebouwde kom aanbeveling verdienen.

    Ten aanzien van de oversteekvoorzieningen wordt veel aandacht besteed aan het uitbuigen van fietspaden bij kruisingen en de dimensionering daarvan. Waar fietsers de neiging kunnen hebben om af te snijden via de berm, kunnen lage heggen worden aangelegd om dit te verhinderen. Oversteekplaatsen zijn te markeren met blokvormige witte vlakken.

    Aan de verlichting van oversteekplaatsen voor fietsers dient grote zorg te worden besteed. Aangezien de kleding van de fietsers het erop vallende licht niet reflecteert, is het praktisch onmogelijk de fietsers door directe verlichting zichtbaar te maken. De zichtbaarheid moet worden bereikt door het scheppen van een verlichte achtergrond, waartegen de fietsers zich als donkere silhouetten aftekenen. Door een andere opstelling van de lichtpunten en het aanbrengen van een wit hek met schuine bovenkant, dat door het licht van de erboven staande lantaarns duidelijk zichtbaar wordt gemaakt, is zo’n lichte achtergrond bijvoorbeeld te realiseren.

    Tenslotte gaat het memorandum in op de vraag tot wanneer en veilige oversteek mogelijk is. Aangenomen kan worden dat het oversteken van een weg met enkele rijbaan niet veilig meer kan geschieden zodra de verkeersintensiteit op die weg groter wordt dan gemiddeld 500 pae per uur in beide richtingen samen. In zo'n geval zullen derhalve maatregelen moeten worden getroffen om het oversteken mogelijk te maken. Hiervoor kan worden gedacht aan regeling van het verkeer d.m.v. verkeerslichten of de bouw van een fietserstunnel.



    Dit document komt uit het archief van Jan Ploeger, onderzoeker fietshistorie:
    Deze uitgave uit 1966 laat voor het eerst zien dat met de aanleg van fietspaden langs verkeerswegen (buiten de bebouwde kom) veiligheidswinst te behalen is. Opvallend is dat er gewaarschuwd wordt voor fietspaden die in twee richtingen bereden worden. Vooral bij kruispunten zijn deze fietspaden onveilig. Dat geeft alleen veiligheidswinst als er veel éénzijdige bebouwing is (vermindert het aantal oversteekbewegingen). Een observatie die ontwerpers nu tot nadenken zou moeten stemmen en zeker tot meer onderzoek zou moeten leiden. Over onderzoek gesproken. Een belangrijk deel van de literatuurlijst van deze ANWB-uitgave bevat veel Duitse rapporten. In Nederland werd geen fundamenteel onderzoek gedaan. In de derde herziene druk van 1970 is zelfs twee-derde van de titels uit de literatuurlijst van Duitse oorsprong. De Duitsers deden in de jaren vijftig en zestig veel onderzoek naar fietsinfrastructuur, zelfs in de vorm van dissertaties. En al 30 jaar voordat de CROW richtlijnen uitkwamen waren er al Duitse richtlijnen voor de aanleg van fietspaden.
     Jan Ploeger

     

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Fietspaden en fietsoversteekplaatsen

Scroll naar boven