Een onderzoek van de TU Delft, AT Osborne en Witteveen+Bos leert dat er talloze factoren zijn die van invloed zijn op het gecombineerde gebruik van fiets en trein, zowel positief als negatief. De onderzoekers keken naar al gepubliceerde studies over dit onderwerp en legden vragenlijsten voor aan reizigers.

Aan veel van de gevonden invloedsfactoren valt niet heel veel te doen. Duidelijk is dat bijvoorbeeld het weer een rol speelt, zowel negatief als positief. Bij slecht weer pakken minder mensen de fiets, tenzij je met een fiets-treinreis het slechte weer - of in het donker rijden - juist kan vermijden. Ook de heuvelachtigheid van een gebied en demografische factoren zijn uiteraard van invloed.

Aan andere knoppen kan wel worden gedraaid door beleidsmakers. Het help uiteraard als huizen in de nabijheid van stations worden gebouwd. Als maximale fietsafstand houden de onderzoekers 5 km aan. Wat daarbij ook helpt blijkt uit verschillende studies is een goede directe fietsinfrastructuur. Dat blijkt het fiets-treingebruik fors te beïnvloeden.

Ook proberen fietsers trein-overstappen te vermijden. Ze nemen een langere fietstijd voor lief nemen, als ze daarmee een treinoverstap kunnen vermijden. De onderzoekers drukten de waardering voor een eventueel tijdwinst uit in euro’s, omdat dergelijke cijfers handiger gebruikt kunnen worden als input voor rekenmodellen. Dat geeft dus vooral de verhoudingen weer.

Een fietser heeft €0,11 over voor 1 minuut minder reistijd, €0,08 voor een minuut minder trein-tijd, €0,11 voor 1 minuut minder parkeertijd en €0,60 per vermeden treinoverstap.
Aanpassing van de dienstregeling kan dus indirect ook tot meer fiets-treinreizigers leiden.

Wat in dit onderzoek buiten beschouwing is gelaten, is in hoeverre bijvoorbeeld systemen als ov-fiets voor de ‘last mile’ de keuze voor een fiets-treinreis beïnvloeden.