De uitkomsten van het Landelijk Reizigersonderzoek, dat sinds 2019 jaarlijks wordt uitgevoerd, zijn gebaseerd op een enquete onder bijna 13.000 respondenten. In het onderzoek is deze keer speciale aandacht voor de ontwikkeling van het woon-werkverkeer van 2018 tot en met 2022.
 
Het aantal fietsritten van en naar de werkplek steeg in 2022 ten opzichte van 2021 met 17 procent, terwijl het aantal autoritten met 14 procent steeg. Het aantal ov-ritten steeg met 30 procent, dat komt vooral door het opheffen van de coronamaatregelen. Het opheffen van die maatregelen is ook een belangrijke reden achter de stijging van het aantal fietsritten omdat mensen meer werkdagen op kantoor doorbrengen, hoewel dit er nog altijd minder zijn dan in 2019. Verder spelen een reiskostenvergoeding voor fietsen, het niet vergoeden van reiskosten voor auto en ov, gezondheid, plezier en milieu een rol in de keuze van mensen om naar het werk te gaan fietsen.
 
De gemiddelde fietsafstand naar het werk is gestegen van 4,2 naar 4,5 kilometer en voor de e-fiets van 6,4 naar 7,2 kilometer. Van de mensen die altijd met hetzelfde vervoermiddel naar het werk reizen kiest 16 procent voor de fiets, tegen 18 procent in 2019. De e-fiets steeg juist van 3 naar 7 procent. Van de mensen die afwisselen tussen vervoermiddelen kiest 25 procent er voor om minimaal 1 dag per week te fietsen. In 2019 was dit nog 35 procent.
 
Mensen die fietsen of lopen naar hun werk zijn vaak tevreden of zeer tevreden over hun reis, meer dan mensen die met de auto of het ov reizen. Belangrijke redenen om voor de fiets te kiezen zijn de aanwezigheid van een afgesloten fietsenstalling op de werkplek en een vergoeding voor de reiskosten. Redenen om niet voor de fiets te kiezen zijn onder andere een te grote reisafstand en slechte weersomstandigheden.