'Fietswetenschap met oogkleppen'

  • Soort:Nieuws Fietsberaad
  • Datum:11-01-2021
Het effect van fietsmaatregelen lijkt zich vooral te beperken tot de mensen die toch al vaak fietsen. Er is geen overtuigend bewijs dat de aanleg van infrastructurele faciliteiten en promotiecampagnes leiden tot een substantiële toename van het fietsen.

fietsbeleid-(1).jpgDat stel dr. Harry Oosterhuis in het jongste nummer van het Tijdschrift Vervoerswetenschap. Oosterhuis is lector aan de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen aan de Universiteit Maastricht. Het is niet voor de eerste keer dat hij de knuppel in het fietsenhok gooit. Ook in eerdere publicaties wees hij al op de ‘blinde vlekken van het fietsbeleid en het daaraan gelieerde wetenschappelijke onderzoek’.

Vaak verklaren onderzoekers het hoge Nederlandse en Deense fietsgebruik aan de hand van de fietsvoorzieningen en andere fietsvriendelijke maatregelen, aldus Oosterhuis. ‘Leg fietspaden aan en maak mensen bewust van de voordelen en het plezier van peddelen, zo is de boodschap.’ Of het zo werkt, betwijfelt hij echter. ‘Al het onderzoek heeft vooralsnog geen overtuigend empirisch bewijs opgeleverd dat de aanleg van infrastructurele faciliteiten en promotiecampagnes resulteren in een substantiële en blijvende toename van het fietsaandeel en een terugdringing van het gemotoriseerde vervoer in het dagelijkse verkeer.’

Het zou ook kunnen zijn dat meer en betere faciliteiten niet de oorzaak, maar het gevolg zijn van een door andere factoren in de hand gewerkt toenemend fietsgebruik, stelt hij. ‘Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre het al dan niet kiezen voor fietsvervoer wordt beïnvloed door materiële faciliteiten en beleid dan wel door de bevolkingssamenstelling en individuele en collectieve voorkeuren, percepties, motivaties, attitudes en gewoontes. Dat de aanmerkelijke verschillen in de omvang en de aard van het fietsverkeer ook iets met cultuur, mentaliteit en geschiedenis te maken kunnen hebben, blijft in de beleidsgeoriënteerde fietswetenschap echter volkomen buiten beschouwing’ , zo betoogt de wetenschapper. ‘Mij is geen enkele fietswetenschapper bekend die het structurele belang van cultuur en geschiedenis op de langere termijn onderkent, laat staan systematisch onderzoekt.’

De geavanceerde fietsvoorzieningen in Nederland en Denemarken zijn volgens Oosterhuis dus niet zozeer de oorzaak als het gevolg van een al veel langer bestaande populariteit van de fiets als een vanzelfsprekend praktisch vervoermiddel voor iedereen. En die populariteit is te danken aan de specifieke positieve betekenissen die het fietsen in deze landen gedurende de twintigste eeuw heeft gekregen.

De geschiedenis van het ‘wielrijden’ verdient volgens Harry Oosterhuis meer aandacht in het beleid en in het daaraan gelieerde onderzoek. ‘Dan zou het fietsbeleid, dat nu vaak gepaard gaat met irreële verwachtingen en tegenvallende resultaten, beter zijn af te stemmen op wat haalbaar is binnen de gegeven sociaal-culturele mogelijkheden en beperkingen.’

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

'Fietswetenschap met oogkleppen'

Scroll naar boven