Veel mensen wonen op minder dan 7,5 kilometer van hun werk. Van die groep reist 44 procent met de auto naar het werk, terwijl op veel plaatsen lopen, fietsen of ov goede alternatieven zijn. Het RIVM voerde op basis van literatuuronderzoek en interviews met experts een studie uit naar de beweegredenen van mensen om voor kort woon-werkverkeer voor een bepaalde vervoerwijze te kiezen en welke maatregelen mensen kunnen stimuleren om voor de fiets of het ov te kiezen. Het instituut publiceerde hierover onlangs een
rapport en een
factsheet. De belangrijkste conclusie hierin is dat het bij maatregelen om meer mensen op de fiets of met het ov te laten reizen vooral zaak is rekening te houden met het bestaan van gewoontegedrag.
Gewoontegedrag
Mensen kiezen meestal uit gewoonte voor een bepaalde vervoerwijze, en die gewoonte is moeilijk te veranderen. Om mensen te bewegen voor een actieve vervoerwijze te kiezen is het belangrijk om maatregelen in te zetten op die momenten dat ze hun reisgewoonten veranderen, bijvoorbeeld als ze aan een nieuwe baan beginnen of verhuizen.
Uit het onderzoek blijkt ook dat er een verschil is tussen de reiskosten en reistijd van actieve vervoerwijzen die mensen ervaren en de werkelijke reiskosten en reistijd. Het is daarom belangrijk dat hierover, en over mogelijke regelingen en vergoedingen, meer informatie beschikbaar is. Uitprobeeracties, kunnen ook bijdragen aan meer kennis en bewustzijn over actieve modaliteiten.
Om mensen de gelegenheid te bieden om te kiezen voor actieve vervoerwijzen zijn infrastructuur en andere voorzieningen belangrijk, zoals ononderbroken fietspaden, fietsvergoedingen en douches en fietsenstallingen op het werk. Beschikbaarheid van autowegen en parkeerplaatsen bevorderen juist weer de keuze voor de auto.
Mix aan maatregelen
Het RIVM constateert dat er een mix aan maatregelen nodig is om actief vervoer op kort woon-werkverkeer te stimuleren: goede infrastructuur, voorzieningen, vergoedingen en regelingen die deze vervoerswijzen aantrekkelijker maken. Daarnaast zou de keuze voor de auto minder aantrekkelijk gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld door betalen voor weggebruik en parkeren.
Bij de uitvoering van deze maatregelen speelt de overheid vooral een faciliterende en stimulerende rol met het aanleggen van goede infrastructuur, verstrekken van informatie en wet- en regelgeving. Werkgevers kunnen autogebruik van hun werknemers directer ontmoedigen en met goede fietsvoorzieningen, vergoedingen en regelingen gebruik van de fiets stimuleren. Een positieve houding ten opzichte van de fiets op de werkplek kan ook bijdragen aan de keuze hiervoor.
Niet voor alle werkenden die op korte afstand van hun werk wonen is het een optie om te fietsen, bijvoorbeeld door lichamelijke beperkingen of gebrek aan voorzieningen. Het is belangrijk rekening te houden met mensen voor wie er geen geschikt alternatief voor de auto is.