In Nederland is het juridisch toegestaan dat fietsers met z’n tweeën naast elkaar rijden. In de praktijk wordt het ook veelvuldig gedaan. Regelmatig rijden ze zelfs met meer dan twee naast elkaar, zowel op fietspaden en fietsstroken als op rijbanen voor gemengd verkeer, of dat nu mag of niet. Daarnaast komen fietsers vaak met twee, drie of vier naast elkaar bij het inhalen. Zeker op drukke routes geeft dit regelmatig ‘brede’ fietsstromen. Voor fietsers is naast elkaar rijden relevant en positief: het maakt fietsen leuker (het sociale contact) en sneller (het inhalen). Het vraagt wel het nodige van wegbeheerders: prettige fietsvoorzieningen moeten een aanzienlijke breedte hebben en dat kost ruimte en geld. Vanuit veiligheidsoptiek zitten er ook positieve kanten aan: fietsers naast elkaar op een weg voor gemengd verkeer zijn duidelijk zichtbaar. Al met al is fietsen naast elkaar een nogal bepalend fenomeen in de praktijk van het Nederlandse fietsbeleid. In dit artikel wordt beschreven hoe dat zit in de landen om ons heen, juridisch en praktisch. Aan bod komen België, Denemarken, Zwitserland en Duitsland.
De algemene conclusie luidt dat het opvallend is dat, net als in Nederland, ook elders waar fietsgebruik ‘normaal’ is en fietsintensiteiten hoog zijn, naast elkaar fietsen simpelweg praktijk is. Eigenlijk los van de regels. Waar fietsgebruik hoog is, waar een fietscultuur bestaat, is naast elkaar fietsen praktijk en passen verkeersdeelnemers zich daaraan aan, net als de verkeersontwerpers. Zolang echter de fietsintensiteiten laag zijn, kunnen de restrictieve bepalingen die in elk geval op papier vaak bestaan, een belemmering vormen in de ontwikkeling van het fietsgebruik.