De methode is gebaseerd op de cijfers uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland 2005 (MON) en het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). Om een prognose te maken begint men met het vaststellen van de leeftijdsverdeling in de woonwijk. Die wordt afgeleid uit het aantal en type woningen. Daaruit wordt het aantal verplaatsingen berekend. Hierbij onderscheidt men negen motieven zoals het CBS die hanteert (werk, winkelen, toeren, enz.). Daarnaast gebruikt men specifieke lokale gegevens over verplaatsingsgedrag, bijvoorbeeld het aantal kinderen dat tussen de middag op school blijft. Aan de hand van de modal split, veelal gebaseerd op het MON en het OVG, is zo het aantal fietsritten per motief uit te rekenen. Het uiteindelijke resultaat is het aantal fietsritten per motief en vertrekuur. Als de motieven worden gekoppeld aan de locaties die veel fietsers aantrekken, zijn de belangrijkste fietsstromen en knelpunten in beeld te brengen.
Volgens de makers is met het model binnen een afwijking van 10 procent het aantal fietsritten te voorspellen. De methode is voor het eerst gebruikt voor het nog te realiseren woongebied Kampen-West. Daarbij bleek dat het eerder ontworpen fietsnetwerk op enkele punten, zoals directheid van verbindingen, te verbeteren is.