Om een beter beeld te krijgen van de potentie van elektrisch fietsen is ten eerste inzicht nodig in de omstandigheden die leiden tot gedragsverandering. De eerste onderzoeksvraag luidt: welke condities bevorderen de ingebruikname van een elektrische fiets? Er is nog relatief weinig bekend over elektrisch fietsen, maar het kan zijn dat de voor- en nadelen ervan per type gebruiker anders worden ervaren. De tweede onderzoeksvraag luidt: wat zijn de voor- en nadelen van elektrisch fietsen voor verschillende gebruikersgroepen?
Als de keuze voor een elektrische fiets eenmaal is gemaakt, heeft dit mogelijk gevolgen voor het reisgedrag. De derde onderzoeksvraag luidt: wat zijn de gevolgen van elektrisch fietsen voor het reisgedrag?
Hoofdstuk twee tot en met vijf vormen de kern van het proefschrift. In hoofdstuk twee wordt een onderzoeksagenda geformuleerd. Ik benoem drie bevolkingsgroepen waar elektrisch fietsen momenteel nog relatief weinig voorkomt, maar waar de potentie om uiteenlopende redenen hoog lijkt: de werkzame beroepsbevolking, jongeren, en inwoners van rurale gebieden. Daarnaast schets ik enkele theoretische en methodische ontwikkelingen die bruikbaar kunnen zijn bij het bestuderen van elektrisch fietsgebruik.
Hoofdstuk drie, vier en vijf zijn empirische studies. Voor deze studies worden verschillende kwantitatieve en kwalitatieve methoden gebruikt. In hoofdstuk drie bestudeer ik forensen
die recentelijk een elektrische fiets hebben aangeschaft voor het woon-werkverkeer. Dit doe ik door gebruik van mixed-methods: een combinatie van GPS-tracking en diepteinterviews.
In hoofdstuk vier heb ik aandacht voor elektrisch fietsen onder jongeren,in de vorm van studenten die meedoen aan een pilot. Hier gebruik ik een enquête, aangevuld met interviews en mapping. Tot slot kijk ik in hoofdstuk vijf naar huidig en potentieel gebruik van elektrische etsen op het platteland. Dit doe ik op basis van een grootschalige enquête.