Dat blijkt uit gegevens van een Omnibusenquête, die in februari en maart 2014 is gehouden in Rotterdam.

Driekwart van de Rotterdammers heeft een fiets. Van de Rotterdammers stapt nu meer dan de helft ten minste vier dagen per week op de fiets en ruim een kwart meestal twee of drie dagen per week. Van alle Rotterdammers kan 34 procent gerekend worden tot de intensieve fietsers. Daarnaast kan 37 procent worden gerekend tot de intensieve autogebruikers, 20 procent tot de intensieve ov-gebruikers.

De toename van het fietsgebruik (en ook het ov-gebruik) is echter niet ten koste gegaan van het autogebruik. De Rotterdammers zijn kennelijk mobieler geworden, aldus de onderzoekers.

In de enquête is ook gevraagd waarom men geen gebruik maakt van de fiets. Steeds meer Rotterdammers (inmiddels bijna één op de drie) geven aan, al zo veel mogelijk op de fiets te doen: zij vinden kennelijk dat er bij hen geen frequenter fietsgebruik meer te stimuleren valt.

De anderen geven als reden vooral de afstand en het weer. Van de Rotterdammers die niet alles al op de fiets zeggen te doen, noemt 31 procent als reden dat de afstanden te groot zijn en eveneens 31 procent dat het weer niet geschikt is. 19 procent vindt het risico dat de fiets gestolen of vernield wordt op de bestemming te groot, en 12 procent dat fietsen niet snel genoeg gaat. Andere redenen worden door minder dan 10 procent genoemd. Van de niet-westerse allochtonen geeft 15 procent als reden op niet te kunnen fietsen. Intensieve autogebruikers noemen relatief vaker dat de afstanden te groot zijn en dat fietsen niet snel genoeg gaat.     

81 procent van de fietsbezitters stalt de fiets ‘binnen’. Rotterdammers die geen fiets hebben, zouden, als ze een fiets hadden, deze zelfs nog iets vaker binnen stallen. De stallingsmogelijkheden en de inschatting van de bijbehorende risico’s lijken dus geen reden waarom Rotterdammers zonder fiets geen fiets hebben.