De stelling circuleert al enige tijd in wetenschappelijk kringen. De compacte stad bevordert het gebruik van ov en fiets en dat leidt ertoe dat stedelingen minder energie verbruiken, maar ondertussen gebruiken ze meer energie om vliegreizen te maken. Een dergelijk verband zou betekenen dat de klimaatwinst van het gebruik van fiets, bus of trein teniet gedaan wordt door meer vliegbewegingen. Onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) naar het reisgedrag van Nederlanders en Belgen wijst echter uit dat dit maar ten dele waar is.
Doel van het onderzoek was om een mogelijk verband vast te stellen tussen enerzijds de ‘vlieggeneigdheid’ en anderzijds het dagelijkse verplaatsingsgedrag. Voor het onderzoek werd het aantal vliegreizen van dat iemand maakte in de afgelopen 12 maanden gezet naast het mobiliteitsprofiel van die persoon (fiets, ov of auto). In totaal waren bijna 5000 mensen bij het onderzoek betrokken.
De resultaten laten zien dat openbaar vervoer reizigers inderdaad vaker met vliegtuig reizen dan automobilisten. De ov-reiziger maakt gemiddeld 1,43 vliegreis, terwijl de automobilisten slecht 1,20 vliegreis maakt. Maar, zo leert het onderzoek ook, er blijkt geen verschil tussen fietsers en automobilisten.
Wel bestaat er een verband als het gaat om de intensiteit van dagelijkse verplaatsingen. Mensen die bijzonder mobiel zijn, zijn ook vaker in het vliegtuig te vinden. Mensen die anderzijds aangeven dat ze weinig dagelijkse verplaatsen maken, maken ook minder vliegreizen.