Jeugd beweegt te weinig

  • Soort:Nieuws Fietsberaad
  • Datum:10-12-2008

Het overgrote deel van de jeugd wil best meer bewegen en vindt het ook best prettig om meer te bewegen. De stap om daadwerkelijk meer te gaan bewegen lijkt echter een brug te ver. De infrastructuur voor een actieve leefstijl (fietspaden, trottoirs, speelterreinen, sportaccommodaties) is voor verbetering vatbaar. En de intensiteit van het verkeer en de daarmee gepaard gaande onveiligheid vormen een barrière voor een lichamelijk actief woon-school verkeer. Dit stelt TNO in het Trendrappo


Slechts 45% van de jeugd voldoet aan de beweegnorm; voor 12-17 jarigen ligt dit percentage zelfs nog lager (38%). Ook de tijd die aan lichaamsbeweging wordt besteed ligt bij de jeugd beduidend lager dan bij volwassenen.
De norm voor de jeugd is in de campagne 30 minuten bewegen ‘dubbel 30!’, terwijl in de praktijk veel jeugdigen zelfs de ‘enkel-30’ norm niet halen. Meer uren gym op school biedt voor de jeugd tot 12 jaar een goede aanzet, aldus het rapport.
Voor de jeugd vanaf 12 jaar (die feitelijk het minst actief is) zijn nog weinig concrete stappen gezet om deze massaal meer aan het bewegen te krijgen. Fietsen/lopen naar school biedt kansen, aldus TNO. Hoewel de tijdsbesteding van de jeugd aan dergelijke activiteiten beperkt blijft. In deze groep is vooral sport (al dan niet in schoolverband) een belangrijke bron voor voldoende en intensieve lichaamsbeweging.

Het percentage Nederlanders dat aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voldoet ligt in 2000 rond de 44%. In de jaren daarna stijgt dit percentage tot 59% in 2007. Het percentage Nederlanders dat aan de fitnorm voldoet stijgt in de jaren 2000-2004 geleidelijk van 19% naar 24%, maar valt van 2005-2007 weer terug naar 16%. Het percentage mensen dat aan de combinorm voldoet bereikt in 2006 haar hoogste punt met 68% en valt in 2007 terug naar 64%. Werk/school en huishoudelijk werk blijven voor volwassenen de belangrijkste bronnen van alledaagse lichamelijke activiteit (59%).

Opvallend noemt TNO het dat in 2006/2007 de lichamelijke activiteiten in de vrije tijd (zoals tuinieren/klussen, lopen/wandelen, sporten en fietsen) iets teruglopen. Dit in tegenstelling tot de trend die in de jaren 2000-2005 werd gesignaleerd.

-----------------------------
Er worden drie definities gebruikt voor het begrip 'gezond bewegen'. De Nederlandse Norm Gezond bewegen, de fitnorm en de combinorm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij/zij aan tenminste aan één van de beide normen voldoet [bron: Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2006/2007 - TNO].

De Nederlandse Norm Gezond Bewegen

■ Jongeren (jonger dan 18 jaar) Dagelijks (zomer en winter) één uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit (5 MET (bijvoorbeeld aerobics of skateboarden) tot 8 MET (bijvoorbeeld hardlopen 8 km/uur)), waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie).
■ Volwassenen (18-55 jaar) Dagelijks (zomer en winter) minstens een half uur minimaal matig intensieve lichamelijke activiteit (tussen de 4 en 6,5 MET), op minimaal 5 dagen per week. Matig lichamelijk actief betekent voor volwassenen bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km/uur) of fietsen (16 km/uur).
■ 55-plussers Tenminste een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit (tussen de 3 en 5 MET) op minimaal vijf en bij voorkeur alle dagen van de week (zomer en winter). Matig intensief betekent voor 55-plussers bijvoorbeeld wandelen in een tempo van 4 km per uur of fietsen met een snelheid van 10 km per uur. Voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, onafhankelijk van intensiteit, duur, frequentie entype.

[1 MET komt overeen met het energieverbruik van rustig zitten.]

De fitnorm
Tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit (zomer en winter).

Relevantie

Scroll naar boven