CROW publicatie 221. Stedenbouw en verkeer - een selectie uit de gereedschapskist van Bach

  • Soort:Websites
  • Datum:01-09-2006

In deze publicatie staat de wisselwerking tussen stedenbouw, landschapskunde en verkeers- en vervoerskunde centraal. Vanuit hun eigen specialisme kunnen de stedenbouwkundige en verkeerskundige werken aan wijken waar het verkeer goed doorstroomt en waar het prettig verblijven is. Een belangrijke stap op weg naar een duurzame, leefbare en verkeersveilige stad waarin de mens centraal staat.


 

Klik op de knop om naar een externe pagina te gaan (opent in een nieuw venster)

ga naar tool
  • U kunt de publicatie "Stedenbouw en verkeer - een selectie uit de gereedschapskist van Bach" bestellen op de CROW-website door op bovenstaande link te klikken.

    Inhoudsopgave:

    Voorwoord
    Een bijzonder boek
    Inleiding
    1 Eén ruimte voor twee disciplines: stedenbouw en verkeer
    1.1 Ontstaan en ontwikkeling van twee disciplines
    1.1.1 Verzelfstandiging van vakgebieden
    1.1.2 Toenadering tussen stedenbouw en verkeer
    1.1.3 ‘Smorende samenwerking’
    1.1.4 Kip of ei?
    1.2 Schalen en lagen in de stadsplattegrond
    1.2.1 Prioriteiten en hun relatie met de ontwerpschaal
    1.2.2 Punten, lijnen en vlakken als stedenbouwkundig gereedschap
    1.2.3 ‘Omgekeerd ontwerpen’ (bottum-up)
    1.2.4 Interdisciplinair cyclisch ontwerpen
    1.3 Aanpak en gereedschappen
    1.3.1 Ontwerpaanpak
    1.3.2 Ontwerpgereedschappen
    2 Lessen uit de geschiedenis
    2.1 Een ruimtevreter
    2.1.1 Voorrang voor de auto
    2.1.2 Grenzen aan de mobiliteitsontwikkeling
    2.2 Scheiding van verkeerssoorten
    2.2.1 Vrij baan voor de auto
    2.2.2 Netwerkhiërarchie
    2.2.3 Verkeersdoorbraken
    2.2.4 Grootschalige en absolute scheiding van verkeerssoorten
    2.3 Hoofdroute van openbaar vervoer of fiets als plandrager
    2.3.1 Hoofdroute van de bus als plandrager
    2.3.2 Ruim baan voor de fiets vanuit verplaatsingswensen
    2.3.3 Hoofdroute van de fiets als plandrager
    2.3.4 Lokaal spoor als plandrager
    2.3.5 Diagonalen of radialen?
    2.3.6 Hiërarchisch of indifferent rooster?
    2.4 Het milieu vanaf 1960
    2.4.1 De autonome groei van het autoverkeer
    2.4.2 De auto als vervuiler
    2.5 Verkeersveiligheid vanaf 1970
    2.5.1 Samenhang tussen verkeersveiligheid en verblijfskwaliteit
    2.5.2 Veiligheid bij de voordeur: woonerf en opvolgers
    2.5.3 Erkenning voor het (woon)erf
    2.5.4 Verkeerskundige ontwikkeling van het 30 km/hconcept
    2.6 Een nieuwe start: Duurzaam Veilig
    2.6.1 Afstemming van functie, vorm en gebruik
    2.6.2 Sociale context als stuurinstrument
    2.6.3 Milieuprestatieramingen als verkeerskundig en stedenbouwkundig gereedschap
    2.6.4 Bouwen langs en boven de weg
    2.6.5 New Urbanism
    2.7 Rijtaakondersteuning biedt veelbelovende perspectieven
    3 Van profiel naar netwerk
    3.1 Hoe het ruimtelijk ontwerp verkeersstromen opwekt
    3.2 Het profiel als intermediair bij ontwerppartners, insprekers en beleid
    3.2.1 Verkeerskundige en stedenbouwkundige profielen
    3.2.2 Bottom-up en top-down ontwerpen
    3.2.3 Lineair of turbulent stromen?
    3.2.4 Beheer en onderhoud of de plek of het netwerk?
    3.3 Dimensionering van profielen
    3.3.1 Verkeerskundige eisen aan het profiel
    3.3.2 Essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK)
    3.3.3 Andere belangen binnen een profiel
    3.3.4 Profielen voor ‘straten’ en erftoegangswegen binnen verblijfsgebieden
    3.3.5 Profielen voor wegen langs en buiten verblijfsgebieden
    3.3.6 Profielen voor stroomwegen
    3.4 Netwerken
    3.4.1 Verplaatsingspatronen
    3.4.2 Omvang, configuratie en structuur van verblijfsgebieden
    3.5 Het wonder van het grid
    3.5.1 Flexibel ontwerpen en herinrichten
    3.5.2 Differentiatie van ontsluitingsgraad
    3.5.3 Veranderbaarheid binnen een gridpatroon
    3.6 Pleinen en stedelijke kruispunten
    3.6.1 Oervormen van pleinen
    3.6.2 Veiligheid of grandeur?
    4 Stedenbouwkundig ontwerpen vanuit vervoerskenmerken
    4.1 Strijd om de openbare ruimte
    4.2 Verplaatsingsafstand, verplaatsingstijd en modal split
    4.3 Routeverschillen tussen snelverkeer en langzaam verkeer
    4.4 Stedenbouwkundige drempelwaarden: snelheid, massa en verkeersintegratie
    4.5 Niet-gemotoriseerd verkeer in de knel
    4.5.1 Opkomst van ‘Design for All’
    4.5.2 Harde eisen van ‘langzaam verkeer’ aan ruimtelijke kwaliteit
    5 Collectief vervoer en de stadsplattegrond
    5.1 Collectief vervoer verdient veel aandacht in ontwerp stadsplattegrond
    5.1.1 Hoezo ‘openbaar vervoer’
    5.1.2 Eisen aan openbaar collectief vervoer
    5.1.3 Waarom OV-tracés langdurig de stadsplattegrond structureren
    5.2 Ruimtelijke kenmerken van OV-typen binnen de stadsplattegrond
    5.2.1 OV-karakteristieken in het licht van de stadsplattegrond
    5.2.2 Stamlijn ontstaat vanuit behoefte gebruikers
    5.3 Reistijd en rijtijd OV binnen de stad; de BREVER-wet stelt eisen
    5.4 Behoud van reistijd
    5.5 Consequenties van de BREVER-wet voor de stedenbouw
    5.6 Dichtheid, draagvlak en functiemix afgestemd op (exploitabel) OV
    5.6.1 Basisniveau instappers tram/bushalte per kilometer of halte
    5.6.2 Functiemix per halte of station
    5.7 Vernieuwing in het OV
    5.7.1 Stamlijnen stellen eisen en bieden kansen aan de stadsplattegrond
    5.7.2 Hybride techniek en koersgeleiding zonder rail
    5.7.3 Van tram naar light rail
    5.7.4 Ontwerp stadsplattegrond vereist tijdig anticiperen op systeemkeuze OV
    5.8 Overstap tussen vervoersmodaliteiten
    5.8.1 Ontwerpeisen voor hoogwaardige OV-haltes in de stadsplattegrond
    5.8.2 Ontwerpaspecten van stations in de stadsplattegrond
    5.8.3 HSL-stations binnen of buiten de stad?
    5.9 Ontwikkelingsplanologie behoeft structuurdrager bij (HSL)stations
    5.9.1 Infrastructuur en bereikbaarheid bij ontwikkelingsplanologie
    5.9.2 Ontwerponderleggers voor station en omgeving
    5.10 Het station als ‘doorwaadbare plaats’
    5.10.1 Alle vervoersmodaliteiten onder één kap?
    5.10.2 ‘Tourniquetvrije’ verbindingen
    5.10.3 Hoogteligging stationshal en railtracé
    6 Afstemming stadsontwerp op lopen en fietsen
    6.1 Kenmerken van lopen
    6.1.1 Beperken van de nadelen van lopen
    6.1.2 Integrale toegankelijkheid
    6.2 Ouderen, kinderen, kwetsbaren en de verkeersveiligheid
    6.3 Ontwerpen voor kinderen in het verkeer
    6.3.1 Verplaatsingswenspatronen van kinderen als ontwerpgereedschap
    6.4 Ruimtelijke kwaliteiten voor voetgangers vastleggen
    6.5 Loopkwaliteit als drager in de stadsplattegrond
    6.5.1 Het ‘multiplier-effect’ van Jan Gehl
    6.5.2 Luifels, arcaden en passages als stedenbouwkundig instrument
    6.6 Fietsen en het stadsontwerp
    6.6.1 Fietsen is gezond
    6.6.2 Fietsen kan ook buiten Nederland
    6.7 Verkavelen voor de fiets
    6.7.1 Radiaal of hiërarchisch fietsnet?
    6.8 Kwaliteitseisen voor fietsroutes
    6.8.1 Links afslaan en oversteken
    6.8.2 De fiets in voetgangersgebieden
    6.9 Fietsparkeren
    6.9.1 Kwaliteit van fietsparkeervoorzieningen
    6.10 Hoe het stedelijk ontwerp lopen en fietsen kan stimuleren
    7 De auto en de stadsplattegrond
    7.1 Stadsontwerp vanuit de auto
    7.2 Ontsluiting en auto-intensiteit
    7.2.1 Taillering biedt veiligheid in relatie tot ruimtelijke kwaliteit
    7.2.2 Verkeerstellingen zijn ‘autotellingen’
    7.3 Consequenties van stallen en parkeren
    7.3.1 Hoe leuker voor de automobilist, hoe groter de (milieu)belasting
    7.3.2 Opzet van parkeerterreinen
    7.3.3 Parkeren vlak bij de woning
    7.3.4 Ruimte-efficiënte parkeeroplossingen
    7.3.5 Parkeergarages
    7.3.6 Parkeergebouwen, de ‘de loop in de stad’ en het milieu
    7.4 Routes voor nood- en hulpdiensten, goederendistributie en gevaarlijke stoffen
    7.4.1 De mobiliteit van goederen binnen de stadsplattegrond
    7.4.2 Hulpdiensten en gevaarlijke stoffen
    7.4.3 Ontwerpschaal R = 300 m - 10 km: buurt/verkaveling, wijk en stad
    7.4.4 Drempels of kruispuntplateaus
    7.5 Verkeersveilig en milieugericht ontwerpen aan ‘een stad voor de auto’
    7.5.1 Hinderfactoren
    7.5.2 Geluidswallen en -schermen
    7.5.3 Ontwerpen gericht op bufferruimte tussen wonen en verkeer
    7.5.4 Ontwerpgereedschap ‘Langzaam Rijden Gaat Sneller’
    7.6 Aandachtspunten auto bij verkavelen
    7.7 Aandachtspunten auto bij Nederlandse structuurplannen
    8 Stad en verkeer – een blik vooruit
    8.1 Verleden als fundament voor de toekomst
    8.1.1 Technologische ontwikkelingen in verkeer en vervoer
    8.1.2 Inpasbaarheid bepaalt succes van nieuwe vervoerssystemen
    8.2 Wordt Nederland een ‘stedelijk veld’?
    8.3 Leren van utopia’s
    8.3.1 Crawford’s ‘voetafdruk’
    8.3.2 De boodschap van het MIX-concept
    8.4 De invloed van nieuwe vervoerwijzen op de verstedelijking
    8.4.1 Smart Car (inclusief Smart Road)
    8.4.2 Personal Rapid Transit (PRT of baantaxi*)
    8.4.3 Combi Car 8.4.4 MIX (wagentjes en kabelbaan)
    Bijlagen:
    I Over de schrijvers
    II Interdisciplinair ontwerpproces
    III Tien vuistregels voor een verkeersveilige schoolomgeving
    IV Elastischedradenmethode
    V Ontwerpgereedschap ‘Duurzaam Veilig’
    VI Duurzame regionale bereikbaarheid door VPR
    VII Vervoersprestatie op locatie (VPL)
    VIII Intensiteit en oversteekbaarheid schatten
    IX Bouwstenen voor profielbreedtes
    X Inspraakbegeleiding via ‘lagen’ in de stadsplattegrond
    XI Aanbevelingen voor een duaal werkproces
    XII Verkeersslachtoffers
    XIII Begripsomschrijvingen
    Literatuur
    Trefwoordenregister

Relevantie

Terug naar 'Kennisbank'
Submenu openen

Stedenbouw en verkeer - een selectie uit de gereedschapskist van Bach

Scroll naar boven