Dat blijkt uit snelheidsmetingen die NDC Nederland heeft uitgevoerd op verzoek van het ministerie van I&W. Aanleiding was de vraag wat het snelheidsgedrag op fietspaden is van de verschillende soorten voertuigen, zoals fietsen, bakfietsen en snorfietsen. Met een handradar is op zorgvuldig geselecteerde meetlocaties en tijden de snelheid van ruim 5000 voertuigen gemeten.
De gemiddelde kruissnelheid van e-bikes ligt met 23,7 km/uur ca. 3 km/uur hoger dan die van gewone fietsen (20,4 km/uur). Snorfietsen rijden met gemiddeld 29,7 km/uur circa 9 km/uur sneller dan fietsers, terwijl racefietsen en mountainbikes met 27,6 km/uur ongeveer 7 km/uur sneller rijden dan gewone fietsen. Bromfietsen, herkenbaar aan een geel plaatje en een helm en speedpedelecs, idem, rijden met gemiddeld 33,4 km/uur het snelst (waarbij de speedpedelec zelf uitkomt op 32,4 km/uur).
28 procent van de e-fietsers gaat harder dan 25 km/uur, maar niet heel veel harder. Bij snorfietsers is het beeld veel negatiever. 75% overschrijdt de maximumsnelheid van 25 km uur.

Leeftijd speelt een belangrijke rol bij het snelheidsgedrag. Bij de e-bikes rijdt 34% van de groep 18-25 jaar sneller dan 25 km/uur tegenover slechts 10% van de groep ouder dan 50 jaar. Dat geldt voor de snorfietsers: 82% van de 18-25 jarigen rijdt sneller dan 25 km/uur versus 55% van de groep 50+.
Opvallend is ook het verschil bij de e–bikes tussen de G4 steden en bubeko: 35% van de e-bikes in de G4-steden rijdt sneller dan 25 km/uur versus 16% van de e-bikes gemeten buiten de bebouwde kom.
Dat de snelheden wat hoger uitvallen dan tot nu toe veelal wordt aangehouden, kan ermee te maken hebben dat alleen fietsers en andere voertuigberijders werden gemeten die solo voorbij kwamen. Er zijn geen metingen gedaan waarbij in groepsverband is gefietst, of waarbij in een file-achtige situatie is gefietst, bijvoorbeeld bij meerdere fietsen achter elkaar.