Al of niet fietsen heeft te maken met de afstand tussen school en thuis: als die meer dan 7 km bedraagt, kiezen de meeste leerlingen voor het openbaar vervoer. Dit geldt maar voor een klein deel van de Amsterdamse leerlingen, de meerderheid woont op ideale fietsafstand van de school. Twee derde van de brugklasleerlingen woont tussen de 1 en 5 km van de school, toch kiest 40% van hen ervoor om met het openbaar vervoer te reizen.

Allochtone leerlingen fietsen minder vaak
Van de autochtone leerlingen fietst 84%, van de allochtone leerlingen 29%. Dat allochtone leerlingen minder vaak fietsen ligt voor een groot deel aan het voorbeeld dat zij krijgen in hun directe omgeving. Allochtone leerlingen die wel naar school fietsen, komen vaak uit een gezin waar door de familieleden veel gefietst wordt en door hun vriendjes en vriendinnetjes wordt vaker gefietst. De schoolomgeving is ook van invloed op het fietsgedrag.
Op schooltypen zoals HAVO en VWO waar fietsen bijna de norm is, blijken allochtone leerlingen het voorbeeld van medeleerlingen te volgen. Veel VMBO leerlingen die nu niet fietsen zeggen spontaan wel te zullen gaan fietsen als hun vrienden en vriendinnen, of desnoods de hele klas, naar school zou fietsen. Alle leerlingen zijn ervan overtuigd dat fietsen goed is voor je gezondheid en dat het ook beter is voor het milieu dan wanneer je met het openbaar vervoer naar school gaat.

Fietsen in de stad
Als reden om niet te fietsen noemen leerlingen vaak het drukke verkeer en de risico’s die dat met zich meebrengt. Aan de ruim 1.250 leerlingen die dagelijks naar school fietsen is gevraagd naar hun ervaringen met valpartijen en botsingen. Maar liefst 43% van hen is sinds ze naar het voortgezet onderwijs gaan (7 maanden voorafgaand aan het onderzoek) één of meerdere keren van de fiets gevallen. Aanrijdingen met andere fietsers komen het meeste voor, maar ook tegen een paaltje of ander obstakel op de weg botsen. Twee procent van alle fietsende leerlingen moest na een valpartij naar de huisarts of het ziekenhuis.