Fietsen naar het treinstation of de bushalte is een bekend fenomeen. Nieuwer is de combinatie van fiets en ‘ov over water’. Dat is iets anders dan de klassieke veerpont die ook voor fietsers de verbinding legt tussen de beide oevers van een waterloop. Bij ov over water gaat het om een (snel) schip, dat in de lengterichting van het water passagiers vervoert. Net als een bus of trein. Van de vijf veerdiensten die voor V&W als ov over water worden gekarakteriseerd, lijken er echter drie toch nog erg op de klassieke veerpont,
als het om het gevaren traject gaat: de Waterbus (verbindingen tussen Zwijndrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Dordrecht), de BBA Fast Ferries (tussen Vlissingen en Breskens over de Westerschelde) en de Aqualiner (Almere-Huizen).
Velen nemen op deze ‘moderne ponten’ de fiets mee, zoals ook bij klassieke veren het geval is: 66% van de passagiers op het Gooimeer, 57% bij de Waterbus en 20% bij het
Zeeuwse veer.
De andere twee ferry’s zijn veel beter te vergelijken met bussen of treinen, maar dan op het water. En ook die twee tonen opvallende cijfers over de rol van de fiets: Het aandeel van de fiets in het voortransport is bij deze twee ov-diensten nog wat hoger dan gemiddeld in Nederland bij de trein. Opvallender is het deel van de passagiers dat ervoor kiest om de fiets mee te nemen op de boot: 18% bij Velsen-Amsterdam en liefst 45% bij Dordrecht-Rotterdam waar de fiets gratis mee mag.